Omdat zich in de collectie van het Groninger Museum een schilderij van zijn hand bevond, besloot ik contact te zoeken. Ik was nog niet zolang conservator en had me voorgenomen om me grondig te verdiepen in alles wat te maken had met de museale collectie. Zijn schilderij fascineerde onmiddellijk en daagde uit tot ‘meer zien’. Van het atelierbezoek dat volgde, herinner ik me de vele werken, die hij geduldig een voor een aan de groezelige wand hing, nog vrij nauwkeurig. Exuberant decoratieve stoffen vol
vegetatieve arabesken en dierenmotieven bleken het vertrekpunt van alle schilderijen die hij toonde. Tijdens een proces van over- en wegschilderen waren werelden ontstaan, waarin kleur, vlak en vorm een geheel nieuwe – picturale – ordening presenteerden op basis van de bestaande grondpatronen van de dessins.
In de reeks schilderijen, waartoe ook het doek behoorde dat deel uitmaakte van de collectie van het Groninger Museum, verbond Arjan van Arendonk zijn voorliefde voor stoffen en barokke decoraties met elementaire schilderkunstige principes: het zoeken naar kleur- en vormharmonie binnen de tweedimensionaliteit van het omkaderde vlak. Het bewustzijn van het oorspronkelijke dessin bleef in het kijken haken, door enkele uitgespaarde motieven en het vermoeden van het textielrapport. De vreemde spanning school dan ook in de tegenstellingen tussen de gratuite esthetiek van de eindeloos reproduceerbare, industriële vormgeving en de beschouwelijke, picturale kwaliteiten van de uiteindelijke, unieke composities.
Ik was onder de indruk van wat ik die middag allemaal zag, maar vooral ook van de consequente wijze waarop hij zijn methode toepaste en de verrassende beeldmogelijkheden die dat opleverde. Het eerste bezoek eindigde met mijn voorzichtige toezegging een kleine tentoonstelling te organiseren in het Groninger Museum. Om daarover door te praten bezocht ik hem een half jaar later weer.
Wat ik me daarvan eigenlijk alleen herinner zijn een aantal werken waarin de schildering voor het eerst onafhankelijk van de decoratieve ondergrond was opgebracht. Ze werd niet langer gebonden aan de vormen en vlakken van het dessin, maar manifesteerde zich als zelfstandig patronen over de textieldragers. De compositie die mijn kijken volledig in beslag nam, werd uitgemaakt door een regelmatig patroon van dicht naast elkaar geschilderde witte vierkantjes. De dunne, lineaire uitsparingen tussen de vlakjes vormden een ordenend raster en bepaalden tevens de kleurwerking van het schilderij.
De kleuren van het niet meer herkenbare dessin kierden tussen de vlakjes en gaven de gehele compositie een wonderlijke kleurdiepte. Bij intensief kijken leken de vlakjes de kleuren in zich op te nemen en licht te vibreren, een optisch verschijnsel dat, zo bleek, sterk afhankelijk is van de belichting. In 1998 nam ik dit schilderij op in een tentoonstelling in het Groninger Museum.
Het hing in de laatste zaal en vormde het concentratiepunt van een lange zichtlijn. Van veraf leek het alsof een diffuse schemering van kleur over het doek ging en haar gloed over de wand verspreide. Naarmate je dichterbij kwam, ontwaarde je steeds beter de strikte ordening en dat het schijnbaar ontmaterialiseerde beeld was opgebouwd uit verf en stof.
Nog tijdens de expositie werd het schilderij door het museum verworven. In het aankoopvoorstel dat ik had geschreven, stelde ik vast: “Door de schildering niet meer afhankelijk te maken van het onderliggend patroon en tegelijkertijd de onderlinge wisselwerking tussen schildering en onderliggende kleuren te optimaliseren, lijkt Van Arendonk dieper in zijn picturale bedoelingen doorgedrongen.”
Dat klonk misschien aardig voor het moment, maar hield weinig rekening met het beweeglijke karakter van zijn kunstenaarschap.
In 2001 mocht hij dat in een grote tentoonstelling in het Groninger Museum ten toon spreiden. Onder de titel No Copy werden uiteenlopende werken van zijn hand gepresenteerd in combinatie met werken van kunstenaars uit de museale collectie, waaronder Peter Struycken, Jan Schoonhoven, Rob Scholte, Andy Warhol en Allessandro Mendini. Als geheel bood de expositie commentaar op oorspronkelijkheid,wisselwerking, beïnvloeding en eclecticisme, grootheden die binnen de modernistische en postmodernistische kunst op tegengestelde wijze tegen elkaar werden uitgspeeld.
Maar de expositie gaf toch vooral een beeld van de enorme diversiteit in Van Arendonks werk. Na de expositie No Copy heb ik nog tweemaal zijn atelier bezocht, maar raakten we ten slotte uit elkaars zicht. Mijn werk bracht me steeds meer op het terrein van het vooroorlogs expressionisme en verwijderde van me van actuele vormen van kunst.
Af en toe kwamen we elkaar tegen en beloofde ik weer eens te komen. Het kwam er niet van, ook omdat de werken die ik van hem zag op exposities waaraan hij deelnam mij niet direct aanleiding daartoe gaven. Aan de kwaliteit mankeerde niets, maar ze lagen toch vooral in het verlengde van het werk dat ik al van hem kende.
In de zomer van 2009 bezocht hij mij op mijn nieuwe werkplek in Museum Belvédère. Hij vertelde over zijn plannen voor een publicatie en liet me enkele foto’s van zijn meest recente werk zien. De nieuwe ontwikkelingen in zijn werk brachten een opwinding teweeg, vergelijkbaar aan mijn eerste bezoek aan zijn atelier, meer dan tien jaar geleden. Uit de foto’s kon ik opmerken dat ze een zelfstandige tentoonstelling en publicatie rechtvaardigden.
Op zijn atelier leek weinig veranderd. Alleen zijn nieuwe schilderijen gaven aan dat de tijd daar boven in die voormalige sigarenfabriek niet had stilgestaan. Ze kenden dezelfde uitgangspunten als vroeger, maar waren totaal anders van uitdrukking en sfeer. De meest opmerkelijke verandering school in het gebruik van siliconen.
Het synthetische materiaal had hij toegepast om motieven van het dessin tot plastischevormen te transformeren. Van dichtbij kon ik waarnemen hoe hij met vlotte bewegingen – noodzakelijk omdat het materiaal snel hardt – de siliconen met de spuit had opgebracht. Tezamen vormden de in en tegen elkaar gedraaide siliconendraden de levendige structuur van bloemen en planten. De nieuwe techniek had hij gecombineerd met de beproefde methode van weg- en overschilderen.
Het artistieke gebruik van siliconen kent nog geen lange geschiedenis, maar het materiaal wordt om z’n souplesse, stevigheid en sculpturale mogelijkheden door veel kunstenaars aangegrepen voor allerlei vormexperimenten. Zoals dat vaak gaat met noviteiten overrompelen de resultaten in eerste instantie, maar verliezen velen op den duur aan betekenis als de mogelijkheden ervan zijn verkend en het aankomt op inhoud. Experimenten om het experimenteren beklijven niet. Van Arendonk wendt het synthetische materiaal niet louter aan om te experimenteren, maar omdat het verdieping oplevert. Het vormt een vanzelfsprekende aanvulling op zijn repertoire en voert zijn werk naar volgende fasen. Bewoog zijn schilderkunst zich voorheen binnen de dimensies van vlak over vlak, met het gebruik van siliconen verkreeg het plastische accenten.
En deze bracht hij in ritmische verhouding tot met acrylverf beschilderde vormen en onbeschilderde vlakken stof met warme kleurtinten. De structuur van het onbeschilderde weefsel vormt de derde gelaagdheid in de recente schilderijen van Van Arendonk.
De combinaties van stof, verf en siliconen, materialen met geheel verschillende eigenschappen en verschijningsvormen bewerkstelligen dan ook andere ervaringen dan voorheen. De nieuwe werken laten het oog verspringen van tactiele vormstructuren naar vlakke schilderingen en naar de schering en inslag van de onbeschilderde stof.
Ze presenteren zich dan ook nadrukkelijk als fysieke entiteiten die in sommige gevallen appelleren aan de tastzin.
Die sensatie wordt in een aantal recente werken door de kunstenaar ontregeld door het aanbrengen van brede witte stroken aan de zijden van het doek. Het platte vlak sluipt in die gevallen toch weer zijn werk binnen en het is alsof Van Arendonk met deze accenten zijn werken, bewust of onbewust, binnen de greep van de schilderkunst wil houden en de decoratieve en esthetische waarden ervan wil beteugelen. In sommige gevallen lijkt er sprake van beeldverschuivingen die buiten de kaders van het schilderij zijn ingezet en zich daarbinnen concentreren in een gespannen picturaal evenwicht.
Wat voorts opvalt aan de composities is dat ze aan helderheid hebben gewonnen, doordat er doorgaans sprake is van meer vormafwisseling en een meer subtiele verspreiding van beeldende elementen dan voorheen. Dat betekent winst, niet zozeer omdat zijn actuele werk al het voorgaande zou overtreffen, maar omdat Van Arendonk nieuwe perspectieven opent, binnen zijn idioom mogelijkheden heeft gezocht en gevonden om zijn creativiteit te stimuleren en ons te verrassen. Van Arendonk heeft nog een uitdagende zoektocht voor zich, maar kan inmiddels bogen op een gevarieerd en boeiend oeuvre.
Han Steenbruggen
directeur museum Belvédère Heerenveen